Het Romeinse Rijk
Volgens de legende van Romulus en Remus werd Rome in het jaar 753 v. Chr. gesticht. Uit archeologische vondsten blijkt echter dat al in de 13e eeuw v. Chr. eerste nederzettingen op de Aventijn (een van de zeven heuvels) en langs de Tiber bestonden. Er zijn ook bewijzen dat er al in de 8e eeuw een haven was bij de doorwaadbare plaats van de Tiber.
Onderzoekers gaan ervan uit dat Rome rond 600 v. Chr. gesticht werd. Vanaf de 6e eeuw wordt er melding gemaakt van de Etrusken, een Noord-Italiaanse bevolkingsgroep, als bevolking van Rome.
Veel van de vroegere Etruskische invloeden noemen we tegenwoordig ‘typisch Romeins’, zoals het gebruik van een - naar Grieks voorbeeld ontwikkeld - schrift, het driedelige naamsysteem, gladiatorengevechten en diverse waarzeggingsrituelen. Het is ook mogelijk dat de stadsnaam ‘Rome’ van een Etruskische adellijke familie met de naam Rumela is afgeleid.
In de stadstaat Rome heersten aanvankelijk Etruskische koningen, waarover echter weinig bekend is.
Al vroeg breidde Rome zijn invloed uit naar de omliggende regio Latium en ontwikkelde zich tot een lokale macht.
Mogelijk als gevolg van een verloren zeeslag in 474 v. Chr. verloren de Etrusken in Italië aan belang. Historici vermoeden dat daarmee ook het Etruskische koningschap in Rome tot een einde kwam. De Romeinse staat was vervolgens een soort republiek, waar aanvankelijk echter alleen de patriciërs (leden van de Romeinse adel) politieke macht uitoefenden.
De plebejers (het gewone volk) eisten daarom in lange gevechten politieke zeggenschap, dat hun echter pas rond 367 v. Chr. werd toegekend. Nu besliste een ‘regering’ (bestaande uit twee consuls), een senaat van 300 leden, magistraten (ambtenaren) en een volksvergadering met volkstribunen over de openbare aangelegenheden van de Romeinse Republiek. Vanuit hedendaags oogpunt was ook deze regering niet echt democratisch: Alleen mannelijke burgers van Rome hadden in de volksvergaderingen (comitia) stemrecht en uitsluitend de welgestelden kwamen in aanmerking voor de onbezoldigde ambten van de staat. De meeste plebejers hadden geen toegang tot deze posities. Een groot deel van de bevolking, zoals vrouwen en slaven, hadden geen enkel zeggenschap.
Door middel van verdedigings- en veroveringsoorlogen stelde de Romeinse Republiek haar bestaan veilig en ontsloot bovendien nieuwe bronnen van inkomsten. Rome maakte bondgenoten van verslagen vijanden door voordelige allianties met hen aan te gaan. Deze politiek kwam de opkomst van Rome zeer ten goede. Aan het begin van de Keizertijd beheerste de vroegere stadstaat het complete Middellandse Zee-gebied.
De machtaanspraken van verschillende Romeinse legerleiders hadden in de 1e eeuw v. Chr. een burgeroorlog tot gevolg, die in het jaar 60 v. Chr. tot het einde van de Romeinse Republiek leidde.
Vanaf nu nam het eerste ‘Triumvirat’ (driemandsbond) van Gnaeus Pompeius Magnus (106-48 v. Chr.), Marcus Licinius Crassus (115-53 v. Chr.) en Gaius Julius Caesar (100-44 v. Chr.) de staatsaangelegenheden over. Deze bond resulteerde in de dictatuur van Caesar, die door zijn jaar als consul en zijn Gallische veroveringen een stabiele politieke positie had weten te bereiken.
De moord op Caesar in 44 v. Chr. leidde tot politieke onrust, waarna vanaf 43 v. Chr. het Tweede Triumvirat van de veldheren Gaius Octavius (Octavianus), Marcus Aemilius Lepidus en Marcus Antonius de regering van de Romeinse staat overnam. Octavianus zette in de volgende jaren zijn collega’s buiten spel, waarna hij 30 v. Chr. Egypte veroverde, terugkeerde naar Rome en de Romeinse burgeroorlog beëindigde.
Officieel herstelde Octavianus de republiek weer, maar in werkelijkheid was hij nu alleenheerser.
De Romeinse Republiek was in feite, ondanks haar officiële naam, een ‘principaat’, d.w.z. een vorstendom. Om deze verandering van de regeringsvorm te verhullen en nieuwe onrusten te voorkomen, noemde Octavianus zich geen keizer, maar princeps ‘de Eerste [Burger]’, tot de senaat hem in 27 v. Chr. de bijnaam Augustus (‘de verhevene’) gaf.
Onder Augustus breidde het Rijk zich uit met nog eens zes provincies. Een daarvan was het latere Germania Inferior (Neder-Germanië), dat delen omvatte van wat nu Noordrijn-Westfalen, België en Nederland is.
In de tijd van de zogenaamde Adoptiefkeizers (erfopvolging door adoptie) kende het Romeinse Rijk onder keizer Trajanus (98-117 n. Chr.) de grootste expansie. Het rijk strekte zich uit van Schotland tot Noord-Afrika en van Portugal tot het Midden-Oosten.
De bevolking wordt door onderzoekers geschat op ongeveer 50 miljoen mensen.
De val van het Romeinse Rijk had zowel buitenlandse als binnenlandse politieke redenen. Vanaf de 3e eeuw na Chr. bedreigden niet-Romeinse stammen veel buitengrenzen, waardoor de situatie in veel provincies zo onstabiel werd dat plaatselijke militairen hun leiders tot keizer uitriepen. Tussen 235 en 285 waren er zesentwintig van deze soldatenkeizers. Sommige Romeinse provincies werden daarbij eigen heerschappijen, zoals het Gallische Rijk (260-274 n. Chr.), waarvan Keulen ongeveer een decennium lang de hoofdstad vormde. Tot het einde van de 3e eeuw woedden er in Rome zelf steeds weer burgeroorlogen.
Het lukte keizer Aurelianus (regeringstijd 270-275 n. Chr.) om de grenzen te stabiliseren en de nieuwe rijken weer af te schaffen. Niettemin was Rome economisch gezien ernstig verzwakt. Binnenvallende Germaanse stammen hadden talrijke provincies geplunderd. Er vond inflatie plaats. Omkoping was aan de orde van de dag bij de Romeinse ambtsdragers.
Keizer Diocletianus (regeringstijd 284-305 n.Chr.) slaagde erin om met uitgebreide en soms ongebruikelijke maatregelen de staat sterker te maken. Met drie medekeizers (regeringsvorm: tetrarchie = vierkeizerregering) beveiligde hij succesvol de grenzen, ondernam hij veroveringstochten, voerde hij fiscale, financiële en administratieve hervormingen door en realiseerde hij omvangrijke bouwmaatregelen.
De poging van Diocletanius om de interne eenheid van de staat te versterken door de Romeinse godencultus weer in te voeren, leidde tot vervolgingen van christenen. Deze weigerden zich, aan de traditionele Romeinse goden te offeren.
Onder keizer Constantijn (regeringstijd 306-337 na Chr., alleenheerser vanaf 324 n. Chr.) ging de tetrarchie weer in een autocratie over. Constantijn verplaatste 330 n. Chr. de hoofdstad van het Romeinse Rijk naar Constantinopel, het ‘nieuwe Rome’ (het huidige Istanbul).
Ook in de daarop volgende decennia bleef het Romeinse Rijk bedreigd door de machtsstrijd tussen de heersers en door veldtochten van binnenvallende Germaanse stammen.
In 395 n. Chr. werd het Romeinse Rijk opgedeeld in een westelijk en een oostelijk deel.
Dit betekende echter niet het uiteenvallen van het Romeinse Rijk als zodanig, aangezien in beide delen van het Rijk dezelfde wetten golden. De regeringszetels waren Constantinopel in het oosten en Milaan resp. Ravenna in het westen.
Door voortdurende veldtochten en invasies ontstonden in het West-Romeinse grondgebied geleidelijk eigen rijken van Germaanse stammen. De laatste West-Romeinse keizer, Romulus Augustus, regeerde van 475-476 n. Chr.
In het Oost-Romeinse (Byzantijnse) Rijk regeerden nog tot 1453 n. Chr. keizers, totdat Constantinopel onder Ottomaans bewind kwam.
Ten tijde van zijn grootste expansie onder keizer Trajanus was het Romeinse Rijk verspreid over drie continenten met een bevolking van zo’n 50 miljoen mensen.
Omvangrijke bouwmaatregelen zoals wegen, waterleidingen, forten, villa’s, landhuizen, thermale baden en nog veel meer creëerden ook in de tot nu toe afgesloten gebieden een Romeins levensgevoel.
Het dichte, goed ontwikkelde en bewegwijzerde wegennet en het gebruik van het schrift garandeerden een snelle uitwisseling van informatie en goederen.
Het goede bestuur van de provincies en de strategische positionering van het leger maakten het mogelijk dat de complete staat Rome werd voorzien van inkomsten, personeel en waren.
Vanwege zijn uitgestrektheid en de uniforme bestuursstructuur van alle provincies wordt het ‘Oude Rome’ het wereldrijk van de oudheid genoemd.
De vraag, welke huidige landen tot het Romeinse Rijk behoorden, is moeilijk te beantwoorden. De huidige grenzen komen vaak niet overeen met de grenzen van toen en vaak behoorden ook slechts delen van de huidige landen bij het Romeinse Rijk. Ook waren niet alle hier genoemde landen voortdurend of permanent bezet. Voor een zo goed mogelijk overzicht zijn hier de landen waar de Romeinen regeerden onder hun huidige benaming opgesomd:
- Egypte (met Sinaï-schiereiland)
- Algerije
- Armenië
- België
- Bosnië-Herzegovina
- Bulgarije
- Duitsland
- Frankrijk (met Corsica)
- Griekenland (met Kreta)
- Groot-Brittannië
- Irak
- Israël
- Italië (met Sardinië en Sicilië)
- Jordan
- Kosovo
- Kroatië
- Libië
- Luxemburg
- Malta
- Marokko
- Noord-Macedonië
- Montenegro
- Nederland
- Oostenrijk
- Portugal
- Roemenië
- Zwitserland
- Servië
- Slovenië
- Spanje
- Syrië
- Turkije
- Tunesië
- Hongarije
- Cyprus